De kennis die de laatste honderd jaar over onze bodem is verzameld, komt uit boormonsters. Deze monsters worden genomen bij het uitvoeren van boringen. We beschikken over relatief veel materiaal, zelfs van grote diepte. Omdat onze ondergrond op veel plaatsen niet uit harde gesteenten bestaat, kunnen we met relatief licht boormateriaal tot meer dan 100 m diep boren. De beschrijving van de monsters uit het doorboorde deel van de bodem in termen van opeenvolgende lagen van grondsoorten is het boormonsterprofiel.
Boren kan op twee manieren gebeuren: met behulp van spierkracht of met een machine. Met handboorgereedschap kunnen we, afhankelijk van de grondsamenstelling, tot ongeveer twaalf meter diep boren. Mechanische boringen, zoals pulsboringen, spoelboringen en zuigboringen, kunnen tot een diepte van ongeveer 100 meter (pulsboring) of tot enkele honderden meters diepte (zuigboringen) gaan. De uitvoering hiervan kan vele dagen duren. Vaak plaatsen de uitvoerders buizen in deze diepe boorgaten om het boorgat in stand te houden. Boorgaten kunnen worden voorzien van peilfilters voor het meten van grondwaterstanden en grondwaterkwaliteit.
DINOLoket biedt op dit moment toegang tot boringen die hoofdzakelijk informatie bevatten over de ondiepe ondergrond. Dat gaat l om de grondlagen op diepten van minder dan 500 meter.