Bruine Bank Laagpakket

NUEEBB

Formeel.

Gedeeltelijk geconsolideerde grijsbruine tot grijsgroene siltige klei, met fijn zand in dunne laagjes en krimpscheuren. Sterk gebioturbeerd, lokaal gecryoturbeerd (Cameron et al., 1989). Uitdrogingsstructuren en doorworteling aan de top, met bodemhorizonten (pyrietconcreties).

Regressief brak-marien lagunair en fluviatiel gevoed lacustrien.

Discordant contact met marien zand (Eem Formatie).

Top gekenmerkt door uitdroging, bioturbatie en bodemvorming. Discordant contact met glaciolacustriene klei (Dogger Bank Laagpakket, Dogger Bight Formatie), periglaciaal zand (Formatie van Boxtel) of marien zand (Formatie van Naaldwijk).

Veelal tot ongeveer 10 m, dikker richting Britse deel van de Noordzee.

Wijdverbreid in centrale deel van de Nederlandse Noordzee (Oele, 1971; Cameron et al. 1988).

Noordzee: Brown Bank Formation (gedefinieerd en gekarteerd in samenspraak met de Britse Geologische Dienst; Cameron et al., 1989); VK: afwezig; DUI: afwezig; BEL: afwezig.

Laat Pleistoceen (Vroeg-Weichselien).

Vernoemd naar een prominente getijbank in de Nederlandse Noordzee.

Bruine Bank Formatie of Brown Bank Formation (Oele 1971).

Wim Dubelaar (2018), Sytze van Heteren (2019).

Cameron, T.D.J., Schüttenhelm, R.T.E., Laban, C. 1989. Middle and Upper Pleistocene and Holocene stratigraphy in the southern North Sea between 52° and 54° N, 2° to 4° E. In: Henriet, J.P. De Moor, G. (eds.): The Quaternary and Tertiary geology of the Southern Bight, North Sea. Brussels, Belgian Geological Survey, 119-135.

Oele, E. 1971. The Quaternary of the southern area of the Dutch part of the North Sea. Geologie en Mijnbouw 50, 461-474.