Geelgrijs tot grijsbruin matig tot uiterst grof zand (210-2000 µm), matig tot sterk grindhoudend. Plaatselijk, fijn tot zeer grof grind in lags. In mindere mate siltige kleilagen, sporadisch kleiige veenlaagjes.
Vlechtend en meanderend fluvioglaciaal (noordelijk kristallijn materiaal en vuursteen) en fluviatiel (Rijn), inclusief geul en riviervlakte (Busschers 2008). Fluviolacustrien.
Veelal scherp contact, gemarkeerd door een grindrijke geulbodemafzetting. Discordant contact met fijner fluviatiel zand en klei (Formaties van Urk, Sterksel, Waalre en Stramproy; Kiezeloöliet Formatie), keileem (Laagpakket van Gieten, Formatie van Drente), of glaciolacustriene klei en fijn zand (Laagpakket van Uitdam, Formatie van Drente). Diffuse overgang naar grof en grindhoudend Maaszand (Formatie van Beegden), deels geleidelijke overgang naar fluvioglaciaal zand (Laagpakket van Schaarsbergen, Formatie van Drente). Stijve siltige klei (Laag van Wijchen) lokaal discordant op periglaciaal zand (Formatie van Boxtel).
Top deels gemarkeerd door stijve siltige klei (Laag van Wijchen) met een paleosol. Discordant, deels geleidelijke overgang naar zachte humeuze rivierklei en fijner glimmer- en kalkhoudend zand (Formatie van Echteld), fijner periglaciaal dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel), of veen (Basisveen Laag, Formatie van Nieuwkoop). Veelal scherp contact met schelphoudend marien zand (Eem Formatie) of fijner, klei- en kalkrijker getijzand (Formatie van Naaldwijk).